Aanbevelingen voor IAM in het ontwerp van een dienst

Uit NORA Online
Versie door Ericbrouwer (overleg | bijdragen) op 21 nov 2018 om 17:32 (aanpassingen nav expertmeeting 20nov18)
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Om binnen de overheid c.q. samenleving te komen tot meer eenduidige en gedeelde beelden inzake Identity & Access Management (IAM), is hier volgend een visie daarop gegeven, met uitleg van de relevante begrippen en een visualisatie en beschrijving van hun samenhang. Zo goed als mogelijk zijn ook kaders aangegeven: handvatten om IAM goed op te nemen in het ontwerp van onze dienstverlening. De teksten worden momenteel herschreven op basis van de vele opmerkingen uit de openbare review van najaar 2018.

Identity and Access Management (IAM) is vrij vertaald het beheer om er voor te zorgen dat de juiste "identiteiten" (denk daarbij vooral aan personen of computers), voor de juiste redenen en op het juiste moment toegang krijgen tot de juiste faciliteiten.

Aangezien het hier gaat om een wereldwijde onderkende discipline, sluiten we vanuit de NORA zo veel mogelijk aan op de internationaal gebruikte termen en omschrijvingen via vertalingen in het Nederlands.

Waarom is “Identity & Access Management” voor ons van belang?[bewerken]

IAM is van groot belang voor de digitale dienstverlening. Niet alleen omdat daardoor persoonlijke dienstverlening kan worden geregeld (gerelateerd aan een identiteit), maar ook om te borgen dat de dienst niet door verkeerde personen wordt gebruikt. En daarbij maakt het in principe niet uit of die dienst wordt geleverd door de overheid of door burgers of bedrijven.

IAM regelt drie belangrijke voorwaarden voor digitale dienstverlening:

  1. Identificatie zorgt er voor dat we weten wie je bent (of in elk geval wat een digitale identiteit van je is);
  2. Authenticatie zorgt er voor dat we met een bepaalde zekerheid weten dat je ook echt degene bent die je op het internet zegt te zijn;
  3. Autorisatie zorgt er voor dat we weten wat je dan mag (al dan niet door een ander gemachtigd), of juist niet mag.

Als iemand een digitale dienst wil afnemen, dan zal de elektronische identificatie, authenticatie en autorisatie goed geregeld moeten worden om de belangen van zowel de dienstaanbieder als de afnemer te borgen.

Hoe pas je “Identity & Access Management” toe?[bewerken]

Als je IAM voor jouw organisatie gaat inrichten, ga dan uit van de operationele dienstverlening: wat moet je allemaal geregeld hebben zodat iemand (een identiteit) een dienst snel en gemakkelijk kan afnemen? In onderstaande figuur zijn de belangrijkste zaken aangegeven:

Kader Identity & Acces management


Maak dus een ontwerp voor IAM waarin onderstaande aspecten zijn opgenomen:

De Dienst[bewerken]

Helder moet zijn wat de dienst inhoudt (AP5): waar is dat beschreven?
Hoe is de dienst ontsloten (AP9): via welke URL kan je die aanroepen?
Welke eisen stelt de dienstaanbieder aan het mogen afnemen van die dienst (AP28)?

Toegang verlenen[bewerken]

Ontwerp functies waarmee de dienstaanbieder kan worden "ontzorgd" bij het nagegaan of wel of niet toegang moet worden verleend: als aan alle eisen wordt voldaan die de dienstaanbieder heeft gesteld, dan kan toegang worden verleend. En anders niet.
In de praktijk wordt het toegang verlenen vaak gebaseerd op "wie ben je?" (weten wie de aanvrager is) en "wat mag je?" (ben je bevoegd), maar er kunnen ook meer diverse eisen zijn gesteld.
We hebben dit nader uitgewerkt bij Toegang verlenen

Identiteitenbeheer[bewerken]

Het gaat hierbij om de “levenscyclus” van digitale identiteiten, van (pre)nataal tot (post)mortaal. Het begint met het bepalen (creëren) van een digitale identiteit door bepaalde kenmerken in een registratie op te nemen. Met die digitale identiteit ben je dan in de digitale wereld te identificeren. Die identiteiten zullen doorgaans betrekking hebben op personen, maar het kan ook gaan om bedrijven, computers, apps of IoT e.d. Het zijn digitale afspiegelingen van zogenaamde "entiteiten". Het wijzigen en beëindigen van digitale identiteiten behoort natuurlijk ook nog tot de levenscyclus.
Het beëindigen van de digitale identiteit (doorgaans is dat op “non-actief” zetten, opdat het gebruik van de digitale identiteit om historische redenen nog traceerbaar blijft) is een trigger om aan de digitale identiteit toegewezen accounts, bevoegdheden, rechten en voorzieningen e.d. in te trekken.
Hoe we als overheid in Nederland omgaan met het identiteitenbeheer van onze burgers en van andere bewoners op aarde, is toegelicht bij Identiteitenbeheer

Bevoegdhedenbeheer[bewerken]

Hoe we omgaan met bevoegdhedenbeheer is toegelicht bij Bevoegdhedenbeheer (inclusief machtigen)

Authenticatie(middelen)beheer[bewerken]

Dit heeft relaties met Authenticatie(middelen)beheer en Impact eIDAS voor Nederland


Het gebruik van de digitale identiteit is enerzijds gekoppeld aan bevoegdheden (zie Bevoegdheden beheer) en anderzijds aan het feitelijk geven van toegang tot een voorziening (zie toegang verlenen).We gebruiken dus de aan de digitale identiteit toegekende bevoegdheden om te bepalen of wel of geen toegang mag worden verleend.

Traditioneel zijn er voor IAM twee soorten inrichtingen ontstaan. Eén voor de klantkant en één voor de medewerkers van de organisatie(s) die een dienst verlenen aan de klanten. In de praktijk zien we dat de klanten steeds meer betrokken worden in de afhandeling of realisatie van een dienst. Dit zorgt ervoor dat klanten ook in de backoffice systemen toegang gaan krijgen.

Bij de overheid zie je deze tweedeling ook. Enerzijds het IAM voor de ambtenaren en anderzijds het IAM voor burgers en bedrijven. Doordat veel wet- en regelgeving in Nederland gericht is op de rollen van mensen, zoals ambtenaar of burger of ondernemer, kan IAM momenteel amper anders ingericht worden dan met zo'n tweedeling. Denk maar aan het gebruik van een BSN als unieke identificatie voor een burger bij contacten met de overheid: die BSN mag niet worden gebruikt voor identificatie van de ambtenaren en ook mogen private bedrijven die BSN niet gebruiken voor haar medewerkers.

Wat is ons streefbeeld voor IAM?[bewerken]

Stel je daarbij het volgende voor:

  • dat geregeld zou zijn dat iedere Nederlander (lees: iedereen met de Nederlandse Nationaliteit) tenminste één zodanig betrouwbare elektronische identiteit heeft, dat die daarmee over de gehele wereld, en dus ook in Nederland, digitale diensten van overheden -en zo mogelijk ook van private partijen- kan afnemen.
  • dat geregeld zou zijn dat bij die elektronische identiteit ook 1 of meer authenticatie-middelen beschikbaar zijn waarmee door alle betrokken partijen kan worden geverifieerd of degene die zegt een bepaald iemand te zijn dat ook daadwerkelijk is.
  • en dat geregeld zou zijn dat van elk van die middelen is vastgesteld welke mate van zekerheid dan bestaat dat die bewering juist is.

Als dat allemaal zou zijn geregeld, dan kan elke dienstaanbieder die voor zijn elektronische dienst heeft bepaald met welke zekerheid de identiteit van de dienstafnemer bekend moet zijn, hergebruik (laten) maken van de beschreven identificatie en authenticatie.
En indien dat aan de gestelde eisen voldoet, kan de dienst worden geleverd c.q. afgenomen.
Zo nodig kunnen nog meer eisen worden gesteld voordat de dienst kan worden afgenomen. Bijvoorbeeld op basis van rollen, (business)regels, persoonlijke aanvraag of machtigingen.
In de praktijk zijn we echter nog niet zo ver.

We hebben een wereldwijd stelsel van afspraken waarbij Nationale paspoorten en andere formele reisdocumenten de wereldburgers in staat stellen zich vrij te bewegen over onze planeet. Zo’n soort afsprakenstelsel is er echter niet voor de digitale reizen die we elke dag maken. Via het internet surfen we overal heen, doen meer en meer digitaal inkopen en digitaal zaken met de overheid, maar onze digitale identiteiten zijn op geen stukken na zo betrouwbaar als onze reisdocumenten. Hierdoor kunnen veel ondernemers en landen niet op voorhand vertrouwen op die digitale identiteiten (je weet dan immers niet zeker met wie je te maken hebt) en geven daarom maar extra digitale identiteiten uit die ze zelf wel vertrouwen. Dat is echter omslachtig en zorgt voor het risico dat de burgers te veel digitale identiteiten krijgen, met alle risico’s en gevolgen van dien.

Als overheden voor hun burgers geverifieerde digitale identiteiten afgeven, authenticatiemiddelen certificeren en autorisatie- en machtigenvoorzieningen regelen, dan kan dat alle dienstaanbieders daarvan ontlasten. Dienstaanbieders hoeven dan alleen nog de diensten te regelen met bijbehorende authenticatie-eisen.
Bijvoorbeeld welk niveau van authenticatie voor die dienst is vereist.

Ontwikkelingen waar IAM onderdeel van kan worden[bewerken]

Wereldwijd zien we een ontwikkeling waarbij gegevens niet meer worden gekopieerd van de ene plek (lees: database) naar de andere, maar waar op basis van het stellen van vragen ("Is deze persoon ouder dan 18 jaar?") een antwoord wordt gegeven (ja, nee) waarmee een dienstveerlener kan besluiten om een dienst wel of juist niet te leveren. We zien daarbij een stelsel ontstaan van zogenaamde Attribute Service Providers, waar alle gegevens- en informatie-uitwisseling voor de dienstverlening mee kan worden geregeld.
Het lijkt mogelijk dat de attributen die relevant zijn voor IAM straks onderdeel worden van dat stelsel.

Zie plaatje van de presentatie op 20nov18 in de expertgroep IAM.

Overzicht van relevante begrippen[bewerken]

Er zijn veel begrippen die te maken hebben met Identity & Access Management: vaak in het Engels, soms in het Nederlands. We hebben een overzicht gemaakt van begrippen die we zijn tegengekomen in onze discussies en in allerlei bronnen: Begrippen IAM

Daarnaast zijn er diverse bronnen waar nog meer begrippen te vinden zijn:

Uiteindelijk streven we er naar dat we niet meer zo'n apart overzicht nodig hebben, maar dat alle begrippen zijn opgenomen in ons Begrippenkader en dat ze daar begrijpelijk zijn omschreven en zo mogelijk ook gevisualiseerd via een plaatje met context. Daarmee sluiten we ook aan op initiatieven als Burgerwoordenboeken: artikel ibestuur:burgerwoordenboeken als participatiedocument