Authenticatie(middelen)beheer: verschil tussen versies

Uit NORA Online
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
k (herstel verise/wijzigingsdatum)
k (dummy-edit)
Regel 121: Regel 121:
# <b>[[eHerkenning]]: EH1, EH2, EH2+, EH3 en EH4.</b> [https://www.eherkenning.nl/inloggen-met-eherkenning/betrouwbaarheidsniveaus/ eHerkenning betrouwbaarheidsniveaus]
# <b>[[eHerkenning]]: EH1, EH2, EH2+, EH3 en EH4.</b> [https://www.eherkenning.nl/inloggen-met-eherkenning/betrouwbaarheidsniveaus/ eHerkenning betrouwbaarheidsniveaus]
# <b>eHerkenning irt eIDAS</b> [https://afsprakenstelsel.etoegang.nl/display/as/Normenkader+betrouwbaarheidsniveaus afsprakenstelsel etoegang betrouwbaarheidsniveaus]
# <b>eHerkenning irt eIDAS</b> [https://afsprakenstelsel.etoegang.nl/display/as/Normenkader+betrouwbaarheidsniveaus afsprakenstelsel etoegang betrouwbaarheidsniveaus]


In de eIDAS Verordening is een Europese afspraak opgenomen om de betrouwbaarheidsniveaus te standaardiseren.
In de eIDAS Verordening is een Europese afspraak opgenomen om de betrouwbaarheidsniveaus te standaardiseren.

Versie van 7 aug 2018 18:02


Om binnen de overheid c.q. samenleving te komen tot meer eenduidige en gedeelde beelden inzake digitale authenticatie, is hier volgend een visie daarop gegeven, samen met uitleg van de relevante begrippen en een visualisatie en beschrijving van hun samenhang.

Wat verstaan we onder “authenticatie”?[bewerken]

Bij (overheids)organisaties in Nederland worden verschillende beschrijvingen van het begrip authenticatie gehanteerd, maar de strekking is grosso modo dezelfde:

  • NORA - Het aantonen dat degene die zich identificeert ook daadwerkelijk degene is die zich als zodanig voorgeeft: ben je het ook echt? Authenticatie noemen we ook wel verificatie van de (digitale) identiteit.
  • NIST - Het verifiëren van de identiteit van een gebruiker, proces of apparaat, vaak als een vereiste om toegang te verlenen tot een digitale dienst.
  • Nictiz - "Bewijzen wie je bent”, behelst de controle of de gebruiker daadwerkelijk de persoon of entiteit is die deze beweert te zijn. Dit kan door middel van iets wat een gebruiker weet (bijvoorbeeld een wachtwoord), heeft (zoals een reisdocument) of is (zoals vingerafdrukken).

NB. Authenticatie van software en machines is nog niet uitgewerkt, maar op de back-log opgenomen.

Het authenticatieproces op hoofdlijnen[bewerken]

Onderstaande overzicht van het NIST geeft het authenticatieproces helder weer en omvat de relevante onderdelen van het kader van IAM:

  • Een aangeboden digitale dienst
  • Een gebruiker die de dienst wil afnemen en beweert een bepaalde persoon te zijn
  • Een authenticatiemiddel waarmee de identiteit van de gebruiker kan worden geverifieerd
  • De identiteiten-registratie waartegen wordt geverifieerd


Authenticatie (NIST).png

Bron NIST

Toelichting op het proces:

Vastgesteld wordt dat een subject (Applicant) die toegang probeert te krijgen tot een digitale dienst, in bezit is van -en de controle heeft over- een authenticatiemiddel (Authenticator) die aan een digitale identiteit (Credentials) is gekoppeld. Een dienstafnemer (Subscriber) wordt een Claimant genoemd wanneer hij of zij zich moet authenticeren bij een Verifier. Hierbij onderkennen we de volgende stappen:

  1. De Claimant bewijst het bezit en de controle van het authenticatiemiddelen aan de Verifier door middel van een authenticatieprotocol.
  2. De Verifier werkt samen met de CSP om de Credentials van de Subscriber te verifiëren die zijn of haar identiteit aan het authenticatiemiddel bindt en om optioneel attributen van de Claimant te verkrijgen.
  3. De CSP of Verifier geeft een verklaring over de Subscriber aan de dienstaanbieder (Relying party), die de informatie in de verklaring kan gebruiken om een autorisatiebeslissing te nemen.
  4. Er is een geauthentiseerde sessie tot stand gebracht tussen de dienstafnemer (Subscriber) en de dienstaanbieder (Relying party).


Toelichting van de gebruikte termen (EN/NL):

Applicant (dienstafnemer): Een subject waarvoor op basis van de (afgesproken minimale) bewijslast een digitale identiteit wordt aangemaakt. Een applicant wordt voor een CSP een subscriber nadat deze de identiteit van de applicant heeft vastgesteld en geregistreerd.

Authenticator (authenticatiemiddel): Iets dat de claimant bezit en controle over heeft om de identiteit te kunnen laten authenticeren. Dit wordt ook wel een token genoemd.

Authentication assertion (authenticatieverklaring): Een gestandaardiseerd elektronisch bericht (conform koppelvlakspecificaties) opgesteld en ondertekend door een authenticatiedienst, ten behoeve van en versleuteld voor een ontvangende partij. De authenticatiedienst verklaart daarmee dat hij een dienstafnemer succesvol heeft geauthenticeerd als de meegeleverde versleutelde identiteit/pseudoniem volgens eisen die het normenkader stelt aan betreffende betrouwbaarheidsniveau voor een bepaalde handeling of dienst.

Betrouwbaarheidsniveau:De mate van zekerheid die over de identiteit van een dienstafnemer gegeven kan worden bij gebruik van zijn authenticatiemiddel.

Claimant (dienstafnemer):Een subject waarvan de identiteit moet worden geverifieerd met behulp van één of meer authenticatieprotocollen.

Credential: Een object of gegevensstructuur die op autoritatieve wijze een identiteit (identifier(s) en (eventueel) attributen) koppelt aan ten minste één authenticator waarover de subscriber beschikt en controle over heeft.

Credential Service Provider (CSP):Een vertrouwde entiteit die de subscriber authenticators uitgeeft of registreert en elektronische credentials aan subscribers uitgeeft. Een CSP kan een onafhankelijke derde partij zijn of geeft zelf credentials uit voor eigen gebruik.

Dienstafnemer:Een partij die Elektronische Toegangsdiensten gebruikt om een dienst af te nemen bij een dienstverlener. Zie ook claimant (partij die geauthenticeerd wordt), subscriber (partij die een authenticatiemiddel gebruikt) en applicant (partij waarvan de identiteit wordt geverifieerd en een authenticatiemiddel van een CSP ontvangt).

Digitale identiteit: De unieke representatie van een subject (fysieke entiteit) die betrokken is bij een online transactie. Een digitale identiteit is altijd uniek in de context van een dienst, maar hoeft niet per se het subject in alle contexten eenduidig te identificeren.

Identity proofing (bewijslast): Stelt vast dat een subject daadwerkelijk is wie zij beweren te zijn. Een CSP verzamelt, valideert en verifieert informatie over een persoon. De bewijslast bepaald mede het betrouwbaarheidsniveau van een geauthenticeerde digitale identiteit.

Relying party (dienstverlener): Een rol die elektronische diensten aanbiedt aan dienstafnemers waarvoor authenticatie voorwaardelijk is.

Subscriber (dienstafnemer): Een partij die een credential of authenticator van een CSP heeft ontvangen.

Verifier: Een entiteit die de identiteit van de claimant verifieert door het bezit en de controle van de claimant van één of twee authenticators te verifiëren met behulp van een authenticatieprotocol. Om dit te doen moet de verifier mogelijk ook de credentials valideren die de authenticator (s) met de identifier van de subscriber verbindt.

Overheidsorganisaties die authenticatiemiddelen uitgeven[bewerken]

In het algemeen geven alle (overheids)organisaties kantoor-automatiseringsaccounts uit voor de eigen medewerkers. In dit geval bedoelen we echter authenticatiemiddelen voor burgers en voor medewerkers van bedrijven.

Middel Beheerder Meer informatie
DigiD Logius DigiD op website Logius

Private partijen die authenticatiemiddelen uitgeven[bewerken]

Er zijn wereldwijd zeer veel organisaties die (eigen) authenticatiemiddelen uitgeven, zodat je bij hun "Mijn-domein" kunt inloggen en van hun dienstverlening gebruik kan maken. Denk aan partijen als Microsoft, Google, Amazon, Bol.com e.d., maar ook aan een theater, bioscoop of sportvereniging. Voor de overheid zijn echter alleen de meest spraakmakende en betrouwbare authenticatiemiddelen voor burgers relevant, zoals bankpasjes.

Middel Beheerder Meer informatie
iDIN diverse banken infromatie aangesloten banken

Publiek / Private stelsels van afspraken over authenticatie(middelen)[bewerken]

Stelsel Beheerder stelsel Uitgifte middelen
Idensys Logius idensys leveranciers inlogmiddelen
eHerkenning Logius eHerkenning leveranciers eHerkenning
PKIoverheid Logius PKIOverheid cert.pkioverheid.nl

Betrouwbaarheidsniveau’s van authenticatiemiddelen[bewerken]

Welk betrouwbaarheidsniveau in welke situatie gebruikt moet worden staat beschreven in de handreiking (pdf) van Forum Standaardisatie

In de praktijk zien we dat in elk geval de volgende, van elkaar verschillende, betrouwbaarheidsniveaus worden gebruikt:

  1. DigiD: Basis, Midden, Substantieel Logius, detailinformatie
  2. eIDAS verordening: Laag, Substantieel en Hoog eur-lex.europa.eu
  3. eHerkenning: EH1, EH2, EH2+, EH3 en EH4. eHerkenning betrouwbaarheidsniveaus
  4. eHerkenning irt eIDAS afsprakenstelsel etoegang betrouwbaarheidsniveaus

In de eIDAS Verordening is een Europese afspraak opgenomen om de betrouwbaarheidsniveaus te standaardiseren. Nederland is zich aan het voorbereiden om daaraan te voldoen. Voor de concept-wetgeving die in consultatie is geweest, zijn regels in de uniforme set van eisen neergelegd. Een nieuwe versie van deze regels is binnenkort te verwachten en worden de “Beleidsregels eID” genoemd. Naar verwachting zullen de Beleidsregels eID verwijzen naar de regels en kwaliteitsnormen van eIDAS.

Met welke bestaande authenticatiemiddelen worden momenteel digitale identiteiten van de BRP geverifieerd?[bewerken]

Het antwoord op deze vraag is tweeledig:

  1. De private digitale middelen worden indirect geverifieerd middels alle huidige WID (wettelijk identiteits-) documenten. De WID documenten worden namelijk bij uitgifte gecontroleerd tegen de BRP en met een WID kun je een privaat digitaal middel aanschaffen.
  2. Een publiek digitaal middel wordt soms tegen de BRP geverifieerd afhankelijk van de hoogte van beveiligingsniveau. Zo wordt DigiD Laag/Midden niet tegen de BRP geverifieerd en ook niet middels een bestaand authenticatiemiddel, maar substantieel straks via een eRijbewijs of eNIK geverifieerd. Waarbij net zoals bij eerste punt het eRijbewijs of eNIK bij aanvraag tegen de BRP wordt geverifieerd.

De impact van eIDAS op het authenticatieproces[bewerken]

Vanuit het gebruikersperspectief zal vrijwel geen wijziging optreden: mogelijk dat gebruikers enkel te maken krijgen met een extra WYF keuze (en als het goed is daardoor geen extra authenticatiemiddelen vanuit andere landen hoeven aan te schaffen). Europese burgers en bedrijven kunnen bij alle Nederlandse organisaties in de publieke sector inloggen met een door Europa erkend Nationaal inlogmiddel (inkomend verkeer - verplicht). Nederlandse burgers kunnen bij overheidsdiensten binnen de EU inloggen met het eigen aangemelde Nationale authenticatiemiddel (uitgaand verkeer - niet verplicht).

De dienstaanbieders zullen beperkte impact ervaren: de Nationale routeringsvoorziening (het eIDAS-koppelpunt) zal er voor zorgen dat dienstaanbieders één standaard koppelvlak hebben voor alle Europese burgers. Of de routeringsvoorziening ook het bedrijven-domein gaat ondersteunen is nog niet duidelijk. Dienstaanbieders ervaren waarschijnlijk de grootste impact na het authenticatieproces. Zij moeten de eIDAS gegevens kunnen verwerken en de dienst ook voor EU burgers en bedrijven ondersteunen. Die impact zal per organisatie/dienst verschillen.

Authenticatie van wie (burger, ondernemer, etc)?[bewerken]

Hoe wordt de relatie tussen rollen en personen straks vormgegeven?

In Nederland is er nu een duidelijke verschil tussen een burger en vertegenwoordiger van een organisatie. Een burger gebruikt een publiek middel (DigiD) en de dienstaanbieder krijgt een BSN. Een vertegenwoordiger van een organisatie gebruikt een privaat middel (eHerkenningsmiddel) en de dienstaanbieder krijgt een pseudoniem en mogelijk een aantal attributen.

Een entiteit (persoon, organisatie, systeem) wordt geauthentiseerd en hiermee is er een bepaalde mate van zekerheid rond de digitale identiteit, dit is in de basis nu vaak een identifier (specifiek pseudoniem, BSN,..). Hoe deze basis verder wordt verreikt kan op vele manieren en is context afhankelijk. De digitale identiteit kan enkel een (betrouwbare) identifier zijn, maar afhankelijk van de context tevens verrijkt zijn met (betrouwbare) kenmerken uit één of meer bronnen. Een bron kan bijvoorbeeld een machtigingenregister zijn.

Ambtenaren kunnen eHerkenning gebruiken[bewerken]

Maar er zijn beperkingen. Het gebruik van eHerkenning binnen een overheidsorgaan levert soms knelpunten op. Het overheidsorgaan past e-herkenning toe per domein/ proces echter wordt in het handelsregister het overheidsorgaan als een entiteit gezien. Het handelsregister is vaak niet actueel waardoor er in de praktijk soms workarounds nodig zijn. Het is een bekend probleem waarvan de oorzaak te vinden is in de, voor overheidsorganisaties, onhandige definities in de handelsregisterwet. Onze organisatievormen met politiek gestuurde diensten/organisatie onderdelen of, zoals bij de gemeente Amsterdamse, RVE’s (resultaat verantwoordelijke eenheden), passen niet in het raamwerk van het handelsregister. Vestigingen zijn volgens het handelsregister: een gebouw of complex van gebouwen waar duurzame uitoefening van de activiteiten van een onderneming of rechtspersoon plaatsvindt. Volgens die definitie is een eenvoudige veegpost al een vestiging. Onze organisatie opdelingen passen bijna nooit op dat model. Binnen het eHerkennings-stelsel, kan je diensten beperken tot een vestiging. Deze beperking moet door de dienstaanbieder gehonoreerd worden. Maar daar schieten we als organisatie, met vaak meerdere organisatie-eenheden per locatie, weinig mee op. In het geval van een gemeente heeft de directeur Stadsontwikkeling immers het mandaat, en niet de vestiging “Spui 70”.

De gemeente Den Haag gaat als volgt om met deze beperking: Alle middelen worden verstrekt met volledige vertegenwoordiging (hoofdvestiging-niveau) en niemand is volledig / onbeperkt bevoegd. Deze taken worden uitgevoerd door een machtigingen-beheerder. In de praktijk betekent dit dat een medewerker rechtspositie een machtiging heeft om voor elke potentiële collega VOG- aanvragen te initiëren, maar ook niets anders dan dat. Medewerkers van de GGD mogen alleen de kinderopvangregisters van DUO raadplegen. De formele mandaathouder legt schriftelijk vast welke medewerkers in zijn of haar naam de elektronische vertegenwoordiging mogen gebruiken. Dit besluit wordt door de machtigingen-beheerder gebruikt om de machtiging toe te kennen. In de praktijk hebben we slechts een zeer klein aantal dienstafnemers die zich binnen meerdere organisatie-eenheden bevinden, het merendeel van de aangeboden diensten laat zich redelijk vertalen naar zeer specifieke onderdelen.

Nuttige linkjes voor authenticatie[bewerken]