Situaties waarin encrypties dient te worden toegepast


Onderdeel van
Thema's
Contact
Guus van den Berg
Guus.vandenberg@cip-overheid.nl
Status
Dit thema wordt momenteel opnieuw bekeken door de Expertgroep Beveiliging
Implementatierichtlijn.png

Implementatierichtlijn

Beschrijving implementatierichtlijn[bewerken]

Encryptie dient te worden toegepast in de volgende situaties:

  1. bij verplaatsbare mediadragers indien deze buiten een beschermde zone worden bewaard (denk bijvoorbeeld aan extern opgeslagen back-up tapes/diskettes/DVD’s/CD-ROM’s en USB-sticks);
  2. het extern geheugen van mobiele apparatuur (denk aan harde schijven van portable werkstations en geheugenkaarten in PDA’s / smartphones);
  3. bij beheersessies over het eigen netwerk (met encryptievoorzieningen binnen de beheertools of gebruikte protocollen);
  4. bij datatransport over onvertrouwde netwerkwerken (internet) of om een hoger beveiligingsniveau te bereiken;
  5. bij datatransport via mobiele datadragers buiten de reikwijdte van de fysieke toegangsbeveiliging van een organisatie;
  6. bij draadloze datacommunicatie;
  7. voor wachtwoorden die worden opgeslagen of verzonden;
  8. end-to-end encryptie als aanvullende beveiligingsmaatregel kan alleen binnen een zone gebruikt worden ter voorkoming van doorgeven van ongewenste soft- of malware van de ene zone naar de andere. Uitzondering hierop vormt de communicatie tussen werkstations en dataservers.

Beheersmaatregel[bewerken]

Deze implementatierichtlijn expliciteert de beheersmaatregel Encryptie.

Bron

BIR (Baseline Informatiebeveiliging Rijksdienst)

BIR 10.6.1.c, BIR 10.9.2.c, BIR 12.2.3, BIR 10.6.1.c, BIR 11.5.3.i