Beveiligingsaspect Uitvoering: verschil tussen versies
(tabellen gesplitst en direct stelling/criterium weergegeven. Link naar uitleg ID toegevoegd) |
(uitvoering ipv control in queries) |
||
Regel 4: | Regel 4: | ||
__TOC__ | __TOC__ | ||
==Principes== | ==Principes== | ||
{{#ask:[[Beveiligingscontext:: | {{#ask:[[Beveiligingscontext::Uitvoering]][[Categorie:Privacyprincipes]] | ||
| ?ID | | ?ID | ||
| ?=Principe | | ?=Principe | ||
Regel 13: | Regel 13: | ||
}} | }} | ||
==Normen== | ==Normen== | ||
{{#ask:[[Beveiligingscontext:: | {{#ask:[[Beveiligingscontext::Uitvoering]][[Categorie:Normen]] | ||
| ?ID | | ?ID | ||
| ?=Norm | | ?=Norm |
Versie van 23 jan 2018 17:04
Deze pagina geeft alle ISOR-objecten (Privacyprincipes, Beveiligingsprincipes en Alle Normen) binnen het Beveiligingsaspect Uitvoering weer.
Alle objecten binnen dit aspect zijn ook te herkennen aan het symbool
Deze hoofdletter vind je ook terug in het ID van deze objecten.
Principes[bewerken]
ID | Principe | Criterium |
---|---|---|
PRIV_U.01 | Doelbinding gegevensverwerking | De verwerkingsverantwoordelijke heeft van alle verzamelingen en verwerkingen van persoonsgegevens tijdig, welbepaald en uitdrukkelijk omschreven:
|
PRIV_U.02 | Register van verwerkingsactiviteiten | De verwerkingsverantwoordelijke en de verwerker hebben hun gegevens over de gegevensverwerkingen in een register vastgelegd, daarbij biedt het register een actueel en samenhangend beeld van de gegevensverwerkingen, processen en technische systemen die betrokken zijn bij het verzamelen, verwerken en doorgeven van persoonsgegevens. |
PRIV_U.03 | Kwaliteitsmanagement | De verwerkingsverantwoordelijke heeft kwaliteitsmanagement ingericht ten behoeve van de bewaking van de juistheid en nauwkeurigheid van persoonsgegevens. De verwerking is zo ingericht dat de persoonsgegevens kunnen worden gecorrigeerd, gestaakt of overgedragen. Indien dit gebeurt op verzoek van betrokkene dan wordt deze over de status van de afhandeling geïnformeerd. |
PRIV_U.04 | Beveiligen van de verwerking van persoonsgegevens | De verwerkingsverantwoordelijke en de verwerker treffen technische en organisatorische maatregelen voor verwerking van persoonsgegevens op een passend beveiligingsniveauAVG Art. 32. |
PRIV_U.05 | Informatieverstrekking aan betrokkene bij verzameling persoonsgegevens | De verwerkingsverantwoordelijke stelt bij elke verzameling van persoonsgegevens tijdig en op een vastgelegde en vastgestelde wijze informatie aan de betrokkene beschikbaar, zodat de betrokkene, tenzij een uitzondering geldt, toestemming kan geven voor de verwerkingAVG Art. 14. |
PRIV_U.06 | Bewaren van persoonsgegevens | Door het treffen van de nodige maatregelen hanteert de organisatie voor persoonsgegevens een bewaartermijn die niet wordt overschreden. |
PRIV_U.07 | Doorgifte persoonsgegevens | Bij doorgifte aan een andere verwerkingsverantwoordelijke zijn de onderlinge verantwoordelijkheden duidelijk en bij de doorgifte aan een verwerker zijn er afdoende garanties. Bij de doorgifte naar buiten de EU:
|
Normen[bewerken]
ID | Norm | Stelling |
---|---|---|
APO_U.01.01 | Voor het wijzigingsbeheer gelden de algemeen geaccepteerde beheer frameworks | Wijzigingsbeheer vindt plaats op basis van algemeen geaccepteerde beheerframeworks, zoals Information Technology Infrastructure Library (ITIL), Application Services Library (ASL), Business Information Services Library (BiSL), Scrum, Software Improvement Group (SIG) en Secure Software Development (SSD). |
APO_U.01.02 | Medewerkers (programmeurs) krijgen de juiste autorisatie om werkzaamheden te kunnen uitvoeren | Het wijzigingsproces voor applicaties is zodanig ingericht dat medewerkers (programmeurs) de juiste autorisatie krijgen om hun werkzaamheden te kunnen uitvoeren. |
APO_U.01.03 | Nieuwe systemen en belangrijke wijzigingen aan bestaande systemen volgen een formeel wijzigingsproces | Nieuwe systemen en belangrijke wijzigingen aan bestaande systemen volgen een formeel proces van indienen, prioriteren, besluiten, impactanalyse, vastleggen, specificeren, ontwikkelen, testen, kwaliteitscontrole en implementeren. |
APO_U.01.04 | Elementen van de procedures voor wijzigingsbeheer | Enkele elementen van procedures voor wijzigingsbeheer zijn:
|
APO_U.02.01 | Beleid ten aanzien van het type software dat mag worden geïnstalleerd | De organisatie heeft een strikt beleid gedefinieerd voor de software die ontwikkelaars mogen installeren. |
APO_U.02.02 | Het toekennen van rechten om software te installeren vindt plaats op basis van 'Least Privilege' | Het toekennen van rechten om software te installeren vindt plaats met ‘least privilege’. |
APO_U.02.03 | De rechten verleend op basis van de rollen van het typen gebruikers en ontwikkelaars | De rechten worden verleend met de rollen van de type gebruikers en ontwikkelaars. |
APO_U.03.01 | De programmacode voor functionele specificaties is reproduceerbaar | De programmacode voor functionele specificaties is reproduceerbaar, waarbij aandacht wordt besteed aan:
|
APO_U.03.02 | Programmacode wordt aantoonbaar veilig gecreëerd | De (programma)code wordt aantoonbaar veilig gecreëerd. |
APO_U.03.03 | Programmacode is effectief, veranderbaar en testbaar | De (programma)code is effectief, veranderbaar en testbaar waarbij gedacht kan worden aan:
|
APO_U.03.04 | Over het gebruik van vocabulaire, applicatieframework en toolkits zijn afspraken gemaakt | Over het gebruik van de vocabulaire, applicatie-framework en toolkits zijn afspraken gemaakt. |
APO_U.03.05 | Voor het ontwikkelen van programmacode wordt gebruik gemaakt van gestandaardiseerde vocabulaire | Voor het ontwikkelen van programmacode wordt gebruik gemaakt van gestandaardiseerde vocabulaire zoals de NEN-ISO/IEC 25010 Systems and software Quality Requirements and Evaluation (SQuaRE) - System and software quality models. |
APO_U.03.06 | Ontwikkelaars hebben kennis van algemene en vastgelegde beveiligingsfouten | Ontwikkelaars hebben kennis van algemene beveiligingsfouten, vastgelegd in een extern Common Vulnerability and Exposures (CVE)- systeem. |
APO_U.03.07 | Gebruik van programmacode uit externe programmabibliotheken | Het gebruik van programmacode uit externe programmabibliotheken mag pas worden gebruikt na getest te zijn. |
APO_U.04.01 | Functionele eisen van nieuwe informatiesystemen worden geanalyseerd en in Functioneel Ontwerp vastgelegd | De functionele eisen worden geanalyseerd en bepaald met verschillende invalshoeken (zoals stakeholders, business en wet- en regelgeving) en vastgelegd in een functioneel ontwerp. |
APO_U.04.02 | Het Functioneel Ontwerp wordt gereviewd waarna verbeteringen en/of aanvullingen plaatsvinden | Het functioneel ontwerp wordt gereviewd, waarna verbeteringen en of aanvullingen op het functioneel ontwerp plaatsvinden. |
APO_U.04.03 | Op basis van een goedgekeurd Functioneel Ontwerp wordt een Technisch Ontwerp vervaardigd | Met een goedgekeurd functioneel ontwerp wordt een technisch ontwerp vervaardigd dat ook ter review wordt aangeboden aan de kwaliteitsfunctionaris en beveiligingsfunctionaris. |
APO_U.04.04 | Alle vereisten worden gevalideerd door peer review of prototyping | Alle vereisten worden gevalideerd door een peer review of prototyping (Agile-ontwikkelmethode). |
APO_U.04.05 | Acceptatie-eisen worden vastgelegd parallel aan het Functioneel Ontwerp en Technisch Ontwerp | Parallel aan het vervaardigen van het functioneel ontwerp en technisch ontwerp worden acceptatie-eisen vastgelegd. |
APO_U.05.01 | Een expliciete risicoafweging wordt uitgevoerd ten behoeve van het vaststellen van de beveiligingseisen | Bij nieuwe informatiesystemen en bij wijzigingen op bestaande informatiesystemen moet een expliciete risicoafweging worden uitgevoerd ten behoeve van het vaststellen van de beveiligingseisen, uitgaande van de Baseline Informatiebeveiliging Overheid (BIO). |
... meer resultaten |
Uitleg Beveiligingsaspecten[bewerken]
De Information Security Object Repository (ISOR) onderscheidt drie verschillende beveiligingsaspecten:
Benamingen en uitleg binnen de SIVA-methodiek
De SIVA-methodiek beschrijft dat de structuur is opgebouwd uit een aantal lagen waarmee de eerste doorsnede van een te onderzoeken gebied wordt weergegeven. Deze lagenstructuur geeft door middel van drie onderkende contexten een indeling in conditionele-, inrichtings- en managementaspecten. Deze aspecten worden hiermee in juiste contextuele samenhang gepositioneerd. De afbeelding SIVA-lagenstructuur en kenmerken geeft een overzicht van de lagenstructuur en enkele bijbehorende relevante kenmerken. De betekenissen die aan de lagen worden toegekend zijn:
Beleid
Deze laag bevat elementen die aangeven wat we in organisatiebrede zin willen bereiken en bevat daarom conditionele en randvoorwaardelijke elementen die van toepassing zijn op de overige lagen, zoals doelstellingen, beleid, strategie en vernieuwing, organisatiestructuur en architectuur. Met behulp van de karakterisering van het auditobject en aan de hand van enkele hulpvragen, worden de relevante beleidsaspecten geïdentificeerd. De hulpvragen zijn:
- Welke processen zouden moeten zijn ingericht?
- Welke algemene beleidsrichtlijnen zouden moeten zijn uitgevaardigd?
- Welke algemene organisatorische en technisch-structurele aspecten zijn relevant op het beleidsniveau?
Uitvoering
Deze laag omvat de implementatie van de IT-diensten, zoals webapplicaties, en de hieraan gerelateerde infrastructuur, zoals platform en netwerk. De juiste auditelementen worden geïdentificeerd op basis van enkele hulpvragen, zoals:
- Welke webapplicatie-componenten spelen een rol?
- Hoe moeten deze webapplicatie-componenten zijn geïmplementeerd, wat betreft eigenschappen en features-configuratie?
- Hoe moeten de features van de objecten zijn geconfigureerd?
- Welke gedrag moeten de betrokken objecten en actoren vertonen?
- Welke functies dienen te zijn geleverd?
- Welke specifieke voorschriften en instructies zouden moeten gelden voor de implementatie van het auditobject (business processen of IT componenten)?
- Hoe moeten objecten zijn samengesteld en vormgegeven?
Control
Deze laag bevat evaluatie- en metingaspecten van webapplicaties. Hiernaast bevat deze laag beheerprocessen die noodzakelijk zijn voor de instandhouding van het beveiligingsniveau. De informatie uit de evaluaties en de beheerprocessen zijn niet alleen gericht op het bijsturen van de geïmplementeerde webapplicaties, maar ook om het bijsturen van en/of aanpassen van visie en uitgestippeld beleid, afgesproken capaciteitsbehoefte en de eerder geformuleerde conditionele elementen in de beleidscontext, die gebaseerd zijn op “onzekere” informatie en aannames, De relevante control-aspecten worden geïdentificeerd met behulp van de karakterisering van het auditobject en enkele hulpvragen:
- Welke beheerprocessen zouden moeten zijn ingericht?
- Welke specifieke controlerichtlijnen moeten zijn uitgevaardigd om ervoor te zorgen dat de webapplicatie op de juiste wijze worden gerealiseerd voor het leveren van de juiste diensten?
- Aan welke (non-)functionele eisen moet binnen de beheerprocessen en bij assesments aandacht worden besteed?
- Welke organisatorische en technisch-structurele aspecten zijn van toepassing op de webapplicatie?